De vervlogen kapitteldroom
In 1406 worden de tegen hun bisschop rebellerende Luikse steden in Othée verpletterend verslagen door prins-bisschop Jan van Beieren en zijn bondgenoten Jan zonder Vrees, de Bourgondische hertog, en de graven van Henegouwen en Namen. De verslagen steden worden verplicht hun stadsmuren te slechten. De kanunniken van Fosses brengen hun kostbare relieken van de H. Folianus in veiligheid, eerst in Bergen, dan in de kerk van Nijvel. Hasselt had zijn wallen mogen behouden. De nieuwe prins-bisschop Jan van Heinsberg, een afstammeling de Loonse graaf Diederik van Heinsberg en derhalve veelvuldig op bezoek in het kasteel van Kuringen, speelt dan ook met de idee het kapittel in de pas vergote Sint-Quintinuskerk over te brengen en deze tegelijk te verheffen tot collegiale kerk. De kanunniken zijn aanvankelijk bereid te vertrekken. Maar wanneer ze ook de relieken van de H. Folianus, patroonheilige van Fosses, naar Hasselt willen overbrengen, bieden de stedelingen heftig weerstand, hierin gesteund door de zustersteden Luik, Dinant en Thuin. Beducht voor een nieuwe stedenopstand laat de prins-bisschop zijn idee vragen. En de burgers beloven het kapittel Fosses afdoende te beschermen. Vervlogen de Hasseltse kapitteldroom. Fosses wordt veroordeeld tot een fikse schadevergoeding. De intrest zal dienen voor de stichting, als troostprijs, in 1452 van een Cantorij of Zangerij.