De storm van 19 januari 1567
Onder aanvoering van de predikant Jan de Vleminck wordt gepoogd met een wagen de grote toegangsdeur van de kerk open te rammen. Dat mislukt, maar bij nacht komen de beeldenstormers terug en forceren met een houten balk die zij als stormram gebruiken, een kleinere zijdeur. Jan de Vleminck kan nu een aantal burgers voorgaan, met name Bartel Kemels, Gielis Baert, Michiel Greven, Robert Motten en Lemmen Bloesen, bij het breekwerk. Het sacramentshuis, de doopvont, de altaren van Sint-Hubertus en Sint-Servaas en het hoogaltaar worden omvergeworpen. Het neertrekken van een bijzonder groot kruis veroorzaakt zo een luchtverplaatsing dat een aantal kaarsen en toortsen uitgaan. Een deel van de aanwezigen wordt bang en wil ervandoor gaan. Maar Jan de Vleminck stelt hen gerust en vuurt hen aan door te gaan. Het houtwerk is zo gespaanderd dat de vrouw van Hans Wuchters, een van de beeldenstormers, het ’s avonds komt halen als brandhout. Resten van beelden en interieur worden op de markt opgestookt. (naar J.G.C. Venner, Beeldenstorm in Hasselt 1567. Achtergronden en analyses van een rebellie tegen de prins-bisschop van Luik, Maastricht, 1989)