De kraagstenen binnen en aan deze zijkapel zetten het verhaal der hoge sluitstenen in met de voorstelling van engelen die het geloof verkondigen. Ze dragen schilden met daarin de goddelijke deugden, instrumenten voor de persoonlijke heilswording. Heel hoog, aan deze zijde van de middenbeuk, dienen scènes uit het leven van St.-Quitinus als stichtende voorbeelden.
Op het barokke portiekaltaar (XVIII A) wordt Barbara als martelares gekroond door engelen, terwijl rechts haar onthoofding wordt voorgesteld. Links haar typisch attribuut, de toren, met zijn drie verdiepingen getuigenis afleggend van haar standvastig geloof in de H. Drievuldigheid. Centraal boven het altaarstuk herinnert een wapenschild dat het altaar een schenking is van de oude Hasseltse familie Stravius.
Ook bij het laatgotische beeld van de H. Barbara (ca. 1510) herinneren de torenvensters aan haar standvastig geloof. Met de H. Margaretha, de H. Catharina en de H. Dorothea vormt ze de groep van de Virgines Capitales en vier van de 14 heilige Noodhelpers. Zoals de meeste heiligen is haar leven en martelaarschap een bloedstollend verhaal. Ze is de mooie dochter van de heidense satraap van het Nicomedia. Om haar van al te begerige ogen af te schermen sluit hij haar op in een toren. Opgevoed door Origenes bekent ze zich tot het christelijk geloof. Bij de uitbouw van haar toren laat ze drie vensters metselen als getuigenis van haar geloof in de H. Drievuldigheid. Na haar vlucht in een grot wordt ze gevangen genomen, op bevel van haar vader gemarteld en tenslotte onthoofd. Gelijk wordt haar vader neergebliksemd.
De H. Rochus (ca. 1520) werd aanroepen tegen de pest. Hij is als pelgrim onderweg met reismantel, tas, bedelstaf en kalebas. Terwijl een hond hem een homp brood aanreikt, wijst hij naar de pestbuil op zijn been. Met de H. Margaretha, de H. Catharina en de H. Dorothea vormt ze de groep van de Virgines Capitales en vier van de 14 heilige Noodhelpers. Zoals de meeste heiligen is haar leven en martelaarschap een bloedstollend verhaal. Ze is de mooie dochter van de heidense satraap van het Nicomedia. Om haar van al te begerige ogen af te schermen sluit hij haar op in een toren. Opgevoed door Origenes bekent ze zich tot het christelijk geloof. Bij de uitbouw van haar toren laat ze drie vensters metselen als getuigenis van haar geloof in de H. Drievuldigheid. Na haar vlucht in een grot wordt ze gevangen genomen, op bevel van haar vader gemarteld en tenslotte onthoofd. Gelijk wordt haar vader neergebliksemd.
De H. Lambertus (ca. 1572) verdiende zijn sporen in de 7de eeuw bij de kerstening van het Maasgebied en werd bisschop van Maastricht, vervolgens van Luik. Als missionaris van Kempen en Maasland staat Lambertus vooraan de Maaslandse heiligen. Ca. 669 volgde hij de vermoorde H. Servatius op als bisschop. Maar ook hij komt gewelddadig om in zijn Luikse residentie, ca. 705 vermoord door twee Frankische edellieden.
Het beeld van de H. Quintinus stamt uit de 2de helft van de 19de eeuw.
Achteraan de kapel is één van de vier biechtstoelen ( XVII B) opgesteld, hier geplaatst na de opheffing van het Augustijnenklooster te Hasselt. Onder sierlijke guirlandes met boetesymbolen, tooien treurende engelen de deurstijlen. Het klooster van de Augustijnen dateerde reeds uit de 13de eeuw en was één van de grootste religieuze instellingen in de stad. De kerk was gelegen langs de Kapelstraat, terwijl de kloostergebouwen gelegen waren tussen deze straat, de Maagdendries en de Havermarkt. Het klooster werd opgeheven in de Franse tijd. In 1836 zijn de biechtstoelen aangekocht door de kerkfabriek van Sint-Quintinus, samen met twee houten portalen, die nu als tochtsassen toegang verlenen tot de kruisbeuk. Het hoogaltaar ging naar de parochiekerk van Diepenbeek.
Voor de biechtstoel liggen twee grafstenen. Links deze van Hermanus van Gelre (+ 1653], schepen van de banken van Vliermael en Hasselt en zijn echtgenote Anna van Benstenraedt (+ 1644). Rechts deze van Maria Gelosse, de al te vroeg (+ 1572) binnen de Hasseltse muren gestorven echtgenote van de welstellende Antwerpenaar Karel de la Faille. onder het alliantiewapen van het echtpaar bevat een cartouche volgend latijns grafschrift:
HIC IACENT DOMINUS
HERMANNUS DE GELRE
SCABIN VLIERMALIENSIS
ET HASSELENSIS & ET NOBLIS
DLL MARIA ANNA DE BENSTENRAEDT
CONIUGES OBIERUNT HEC
1644 7BRIS 27 HIC A° 1653
AUS 25 ORATE PRO
NOBIS
Maria Gelosse overleed vroegtijdig in Hasselt op 23-jarige leeftijd. Haar graf en grafsteen met volgend opschrift bevond zich oorspronkelijk in de H.Antoniuskapel.
DEO OPT MAX SACR
SPES MEA IN ETERNV
HIC IACET TVMVLATA
DA MARIA CELOSSE FILIA IOHANIS
VXOR QVONDAM CAROLI DEL
LA FAILLIE FILII IOHANIS AMBO
NATURALES AB ANTVERPIA
QUAE OBIIT IN OPIDO HASSELEN ANNO
MDLXXII XXVI DIE MENSIS IVLII
In de aanpalende zijbeuk hangt een schilderij (XVIIa) met een witheer of norbertijn, in aanbidding voor een visioen van de H. Drievuldigheid en de H. Maagd.